De eerste van de drie cognitieve theorieën is de Centrale Coherentie, ofwel CC. De CC is een vaardigheid om het grote geheel te overzien en er de juiste betekenis aan te geven.De omgeving wordt gezien als een geheel waarin alles zich afspeelt, inclusief personen en communicatie (Baren & Cohen, 1997).

Een kind met ASS ziet de wereld in puzzelstukjes. Deze stukjes zijn lastig in elkaar te plaatsen, vaak lukt het niet of minder goed om hier een volledige plaat van te maken.  Dit heeft als gevolg dat kinderen met ASS vaak de details als hoofdzaak zien, terwijl de echte hoofdzaak ze ontgaat. Een belemmering met de CC kan voor de volgende situaties zorgen:

Leerlingen hebben problemen met het generaliseren. Het komt bijvoorbeeld voor dat een kind op school wel de trap op kan lopen, waar het gewoon met de andere kinderen meeloopt. Terwijl het kind thuis hier problemen mee heeft terwijl het in beide gevallen een trap is.

Kinderen met ASS hebben ook problemen met het verlenen van betekenis aan een voorwerp. Het kind gebruikt verschillende stappen om betekenis aan het voorwerp te verlenen waardoor dit soms wat langer duurt. Het kijkt eerst naar de vorm, de kleur, de functie. Wanneer alle puzzelstukjes in elkaar vallen weet het kind pas welk voorwerp het in handen heeft.

De laatste belemmering vanuit de CC is de 1 op 1 associatie. Het kind legt de verkeerde link tussen voorvallen. Wanneer een kind toevallig bij de oppas ziek wordt, denkt het elke keer wanneer het kind naar de oppas gaat opnieuw ziek te worden. Het kind koppelt ziek zijn aan de oppas.

De theorie van de CC verklaart het denken in stukjes, waardoor kinderen met ASS het grote geheel uit het oog kunnen verliezen (de Bruin, 2014).